20 Corsica 2025 (per veerboot)

 

Juni 2025: Rob en ik hebben heerlijk relaxt met eigen auto Frankrijk doorgestoken in 4 dagen en hebben daarna de nachtferry van Toulon naar Bastia genomen. Het verblijf aan boord was door de zonsondergang vanaf het dek, de gezellige bar en de goede nachtrust best aangenaam, alleen het ontboarden duurde in mijn ogen veel te lang. Ik kon natuurlijk niet wachten om voor de 2e maal voet op Corsica te zetten. Je moest ook heel goed weten op welke plek je de auto had gestald, want de veerboot was een drijvend flatgebouw van 10 verdiepingen hoog en ook van een flinke lengte. Eenmaal eraf om 8:10, reden we zo snel als mogelijk Bastia uit om deze keer Cap Corse linksom te rijden. Dat gold ook voor de rest van Corsica, want in juni 2023 waren we rechtsom gereden en ik hou toch van een beetje afwisseling. Bovendien zouden we zeker niet alles hetzelfde gaan doen, behalve de echte toppers, die toch op de rit lagen. Deze keer hadden we ook onze eigen tent bij ons en niks gereserveerd.

 

Cap Corse

Erbalunga hadden we op ’t oog om te gaan ontbijten, want het petit déjeuner aan boord was voor ons veel te vroeg geweest. We waren niet de enigen, maar we hadden wel meteen plek op één van de terrasjes in dit, in zee uitstekende, vissersdorp. Ik merkte al meteen het verschil met 2 jaar daar voor, toen waren we er pas in de middag: het licht, de lichtval. Rechtsom vond ik beter. Ik hoopte dat dat alleen voor Cap Corse zo zou zijn. Na het ontbijt  reden we langs het mooie witte strand van Pietracorbara, Tour de l’ Osse (één van de vele Genuese torens die in heel Corsica langs de kust staan) en het zwarte strand bij Marine d’ Albo. Hé, dat laatste was ons dus 2 jaar geleden niet opgevallen. Het licht viel ons nu toe.

Voorbij Marine de Luri sloegen we linksaf om langs rivier Luri en via Castiglione en Col de Ste-Lucie aan de westkust te belanden. We zwaaiden naar de mooi gelegen plaats Nonza en deden boodschappen in de drukke havenplaats St-Florent, voordat we de kaap verlieten en richting L’ Île-Rousse verdwenen. Aan de rechterkant van deze D81 heet het Désert des Agriates. Een nogal verlaten gebied, waar je alleen kan wandelen of met 4wheeldrives kan rijden. Het zag er ruig en prachtig uit in het licht van noen. Tijd om te lunchen dus! In de buurt van Casta vonden we een alleenstaand restaurantje met terras en een nul-sterrencamping eraan vast. Daar hebben we heerlijk gegeten en genoten van een Corsicaanse opa, die het grootste woord had en allerlei verhalen vertelde. Detail: het toilet bevond zich op de zeer eenvoudige camping.

 

Algajola

Eenmaal aan de kust hebben we tussen Lozari en Calvi naar een camping gezocht, die voor ons geschikt was. De meesten vonden we om verschillende redenen tegenvallen, die in Algajola werd het. Deze lag wel tussen de doorgaande T30 en het toeristische strandspoorlijntje dat de trein van L’ Ile-Rousse met Calvi verbond, maar dat was eerder grappig, dan dat we er echt last van hadden. Achter de spoorlijn lag het strand en voor onze neus een heerlijk zwembad.

We bleven 3 nachten in Algajola, een gezellig fortdorp met genoeg Horeca om ons te laten verwennen. In de omgeving maakten we een wandeling naar het bijna 100 jaar verlaten dorp Occi. Mooi uitzicht over de Golfe de Calvi ook. We reden ook nog een rondrit door deze streek Balagne met als hoogtepunten St. Antonino en Speloncato.

 

Porto Ota

We vertrokken om half 9 uit Algajola voor een retourtje Fôret de Bonifatu met z’n grillige rivier Figarella. Nog net voor Galéria deden we ook weer zo’n retourtje, nu Vallée du Fango. Echt supermooi, met overal zicht op de bergen. Na de spectaculaire bochtige weg over de Col de la Croix, ontvouwde de indrukwekkend mooie Golfe de Porto zich voor onze ogen, met Porto Oto in de diepte. Camping Sole e Vista was snel gevonden. Een zeer ruime topplek op een terrassencamping, met zwembad, restaurant en een panorama formidable op een bergpiek. Jammer genoeg bleek wel de achterste tentpaal van onze opblaasbare tent lek te zijn. Maar met een beetje kunst- en plakwerk, mocht het de pret niet drukken.

Porto Ota, ja kan er om heen, maar dat is af te raden. Het is zo idyllisch gelegen en daarom wel een toeristische trekpleister. Wij logeerden er dan ook voor de 2e keer en er zou zomaar nog eens een 3e maal bij kunnen komen. Deze x deden we middenin de machtig mooie roze rotskust van Piana een wandeling over het oude muilezelpad richting Ota, waarbij de afdaling nog het lastigst was. De andere dag lunchten we eerst uitgebreid met een fenomenaal uitzicht over de haven, het strandje en de bergen aan de overkant om daarna de boot te pakken naar het beschermde natuurgebied Scandola. Lekker uitwaaien, kijkend naar natuurlijke taferelen. Op de terugweg deden we het gehuchtje Girolata aan. Deze plek met ongeveer 8 inwoners is alleen per boot of lopend te bereiken. Tot 2006 werd de post hier 6 dagen per week, 20 jaar lang te voet gebracht door een postbode, die dus 14 km per dag liep. Wij zwommen daar alleen, terwijl de medereizigers het dorpje aandeden. De baai is prachtig!

 

Porticcio

Tijd om weer verder te trekken. We reden langs de rode rotsen richting Piana, wat geen straf is, want het blijft bijzonder aantrekkelijk. We kwamen langs Cargèse, Sagone en het drukke Ajaccio om naar Pointe de la Parata te gaan om ergens te lunchen.  Je schijnt daar diverse mooie wandelingen te hebben, maar er waren maar weinig restaurants en we hadden trek! Uiteindelijk kwamen we er bij één terecht, met obers in nette pakken en tafels met wit linnen. Foute boel, loop je daar met je versleten rugzak en we hadden helemaal geen zin in luxe happen voor veel geld, maar we hadden trek en het was al laat. Wel lekker gegeten. Na de lunch weer via de buitenwijken van Ajaccio, waar het nog steeds chaotisch druk was, naar Porticcio en camping U Prunelli. Aldaar installeerden we ons op een plek, waar we wel 4x op hadden kunnen staan, zo ruim!

Na een goede nachtrust was een stranddag gepland en daar leende het strand van Porticcio in de Golf van Ajaccio zich geweldig voor. We hadden over rechts ook een mooi uitzicht op de hoofdstad, waarbij we bedachten of we per boot of per auto de stad zouden gaan verkennen één dezer dagen. Bij dat bedenken is het gebleven, het was te warm en het vooruitzicht om daar in de drukte te lopen of te rijden, was totaal niet aantrekkelijk. Ajaccio is weer niet gelukt, zeg maar!

Op de allereerste officiële zomerdag was het 33 graden, prima weer om het binnenland in te rijden met alle ramen open. Binnenland betekent op Corsica meestal slingerend de bergen in en uitkijken voor loslopende varkens, koeien en geiten. J’ adore! Via Grosseto-Prugna, Petreto Bicchisano, Col de St. Eustache (mooi uitzicht), Aulène, Zérubia, Quenza, stopten we voor een lunch in het gezellige plaatsje en kruispunt van wegen, Zonza. Daarna reden we via Lévie naar de gelijknamige hoogvlakte om bij de archeologische vindplaatsen Cucuruzzu et Capula te wandelen in relatieve rust. Dit waren woon- en werkplaatsen uit respectievelijk de Bronstijd en de vroege Middeleeuwen. Geweldig om te zien en we hadden ook nog eens een supermooi zicht op de ‘naalden’ van ’t Bavellegebergte, dat daar ook in de buurt ligt. Via Propiano zijn we teruggereden naar onze aangename camping om daar een duik te nemen in één van de twee paradijselijke zwembaden. La vie est belle!

De volgende dag doken we nog maar eens het binnenland in. Via Cauro en Bastelica bereikten we de Col de Scalella. Hier was het maar weer eens duidelijk dat de Corsicaanse ‘rebellen’ nog steeds oefenen met geweren op onschuldige verkeersborden! Gelukkig niet op mens of dier. Na de Col gingen we op zoek naar de Cascade du Voile de la Mariée oftewel de bruidssluierwaterval. De wandeling er naar toe en terug, was helemaal niet romantisch. We raakten een beetje van het pad af, als er al een pad was, en het was stijl, glad en eng. Ik trok het bijna niet terug naar boven. De sluier zagen we slechts van een afstandje. Op het gezellige terras van A Cantina de l’ Alba, bij Ucciani, voorbij Tavera, smaakte het gebraden halve kippetje prima en kwam ik weer helemaal tot mijn positieven. Daarna was het even helemaal onthaasten in het Parc A Capulatta. Hier leven ongeveer 3000 schildpadden, verdeeld over 170 soorten en in alle maten. Van inimini, tot reuzen, op het land, in ’t moeras of in het water. Leuk om te zien!

 

Ghisonnaccia

In de laatste week was het tijd voor Col de la Bavella en de Oostkust. Tent opgebroken in Porticcio en via Grosseto Prugna, Quenza en een koffiestop in Zonza, reden we makkelijk naar de Bavella. Dit jaar was de bergketen niet gehuld in nevelen, maar in volle zon met een paar kleine wolkjes, zodat we ’t deze keer, inclusief een picknick volop hebben beleefd. Machtig mooi. Op de col stonden wel veel brandweerwagens en blushelicopters paraat. Jammer dat dat nodig is. Toen wij weer thuis in NL waren, las ik ook over branden op Corsica en ook op de Bavella. Zo zonde! Via Solenzara en een campingzoektocht aan de oostkust, kwamen we terecht bij Ghisonnaccia op camping U Casone.

Deze alleraardigste camping met niet afgebakende plaatsen, heeft ook een zwembad, maar de kust is ook niet ver weg. ’s Avonds hadden we in een restaurant aan het strand een toevallige ontmoeting en geanimeerd gesprek met een Nederlander en Corsicakenner. Dick woont al 26 jaar op het eiland en wist er heel wat over te vertellen, terwijl de rosé rijkelijk vloeide en het nog lang gezellig bleef.

De streek Castagniccia (Kastanjegebied) stond vandaag op het programma. Voor ons nog helemaal nieuw en heel erg boeiend. Via Aléria reden we naar Moriani Plage om daar de kust te verlaten voor San Nicolao en de supersmalle Corniche de la Castagniccia, compleet met tunnels. Tussen twee tunnels in vloeide een waterval. Très jolie! Hoog boven de kust reden we verder tussen de vele kastanjebomen naar Cervione, St. Andréa di Cotone, Ortale, Carcheto Brustico en het Couvent d’ Orezza. Wat er dan nog van over is hè. Een beauté van een ruïne. Daarna via Piedicroce, Morosaglia, Ponte Leccia, Corte en Aléria weer terug naar Ghisonnacia. Had ik al gezegd dat het fantastisch was?

De volgende morgen deden we een korte rit vanuit Ghisonnacia naar Défilé de l’ Inzecca. Een nauwe doorgang van de rivier de Orbo tussen het kenmerkende grijsgroene gesteente van Corsica. Daarna via Ghisoni met prachtige uitzichten op de Monte Renoso (denk ik). We troffen zelfs de kale boom, die op een stemvork lijkt. In 2023 had ik die gemist. Ik denk toch echt wel dat het enig verschil maakt of je ’t eiland links- of rechtsom rijdt. Maar, zoals gezegd, ook het tijdstip van de dag. Op de Col de Verde met een heuse berghut en eet- en overnachtingsmogelijkheden hebben we gepicknickt, voordat we weer retour reden, deze keer dezelfde weg terug. De middag was voor het prachtige witte strand van Calzarello gereserveerd. Lekker in de buurt van de camping.

 

Bastia

De laatste dag op Corsica! We hadden al begrepen, dat de boot terug naar Toulon een uur later zou vertrekken. Achteraf bleek hij nog meer vertraging te hebben en uiteindelijk voer de boot pas om 20:45 af. Beetje jammer, maar we hebben de tijd gedood met een lunch in San Pellegrino aan de kust en een bezoek aan Parc Galea. Daar vind je een combinatie van cactussen en Corsicaanse geschiedenis. Cactussen, daar ben ik gek op en die hadden ze daar in alle soorten en maten.

Ondertussen kwam Bastia steeds meer in zicht en nog hadden we alle tijd. Ik kwam Défilé de Lancone tegen. Die had ik twee jaar geleden in de verte gezien, als een uiterst smal lint in de verte, toen we op de Col de Stefano stonden. Leek me toen eng. Maar inmiddels was ik een zeer ervaren Corsicaanse-bergweggetjes-berijder, dus we deden nog even een retourtje. Om het af te leren, zegt men altijd, maar ik wilde dat helemaal niet. Ik, we willen meer Corsica! Nog meer van die bergwegen. Heerlijk onthaasten op het Île de la Beauté! We zijn definitief verliefd…… Au Revoir Corse!